De Walvis komt tot leven...
Merchandizing
Gijs van Tuyl, Henning Schaper, Maria Schneider, Kunstmuseum Wolfsburg





































‘...de walvis, mijn beste heer Svetzka, dat bent U zelf!...’

Als – na een competitie – de huisstijl voor Kunstmuseum Wolfsburg ontwikkeld wordt is het museum nog niet eens geopend. Een ideale situatie indien in juiste handen. En de handen zijn de juiste. Het eerste communicatie team waarmee samengewerkt wordt bestaat uit Maria Schneider, Henning Schaper en – uiteraard – Gijs van Tuyl. De grafische identiteit is ‘Chef-Sache’. In samenwerking met Gregor Wöltje van .Start Advertising uit München wordt met groot succes een uitbundige nationale launch campagne voor de opening van het museum ontwikkeld op basis van het concept van de huisstijl.
De roze walvis – kernbeeld van de huisstijl – kan zich verheugen in een grote ‘standaard-deviatie’. Geliefd òf gehaat, maar in ieder geval onbegrepen veroverd het ongebruikelijke logo de internationale museumwereld. De serieuze conservatoren Uta Grösenick en Jiri Svetzka moeten er aanvankelijk weinig van hebben – eigentijdse beeldend kunstenaars vinden het een idioot ding of doen er beleefd het zwijgen toe.
Alles wordt vanuit één hand ontworpen. Naast de hoofdidentiteit voor het museum worden er deelidentiteiten ontwikkeld: voor de museumwinkel, het restaurant, de vriendenkring en de ‘jeugdafdeling’. In samenwerking met Maria Schneider wordt er een publicatie over de Roze Walvis gemaakt waarin de mythische achtergrond belicht wordt. Het boekje blijkt uiteindelijk ook zeer geschikt voor journalisten. De walvis die ondermeer middels een uitgebreid programma van ‘merchandising’ naar het publiek gebracht wordt is echter na een jaar al niet meer weg te denken. En dat past goed bij een museum wat met een ongebruikelijke frisse kijk en presentatiewijze de traditionele – zwaarmoedige – Duitse museale benadering verlaat. Met Thomas Köhler wordt het succesvolle communicatiebeleid voortgezet en verder uitgebouwd.
Alle uitingen worden beschouwd als ondersteunend voor de identiteit voor het museum en dat vraagt om een andere koers dan de gebruikelijke waarbij de kunst(enaar) het centrum van de aandacht vormt. Er worden zo min mogelijk ‘catalogi van’ en zo veel mogelijk ‘boeken over’ geproduceerd. Door de betrokken houding en vooral ook de inspanning van conservatoren als Holger Broecker, Veith Görner en Annelie Lütgens en het geduld en uithoudingsvermogen van projectleiders als Margarete Heck en Manfred Müller ontstaat er een reeks unieke publicaties. Op een paar knorrige kunstenaars na gaat de samenwerking goed. Hoewel ‘dode’ kunstenaars soms te prefereren zijn boven levende...