Edith Gruson , Gerard Hadders , ProArtsDesign
Anna
Art Catalogue
Elbrig de Groot, Museum Boymans-Van Beuningen





Direct nadat Anna Verweij eind jaren vijftig met de kunstacademie stopt, begint ze te experimenteren met materialen en technieken. In 1958 besluit ze zich kortweg ’Anna’ te noemen. Van restmateriaal maakt ze sieraden en kleine wandkleden. Al gauw legt ze zich volledig toe op textiel, het materiaal dat ze daarna haar gehele loopbaan trouw zal blijven.In de jaren zestig stort ze zich op het ontwerpen van grote uitbundig gekleurde wandkleden.

In de tien jaar die volgen, wordt haar textielwerk steeds gedetailleerder en krijgt een meer conceptueel karakter. Het begrip van textiel als beeldende kunst staat in deze periode voortdurend ter discussie. Men associeert dit materiaal toch nog vooral met de toegepaste kunst. Anna geeft met haar werk een inspirerende en relativerende wending aan deze discussie. Voor haar blijkt de grens tussen beide ’kunsten’ geen vastomlijnd gegeven.

Bekend werd Anna met het werk: Mijn plaats aan tafel 2 (1972/73). Over een houten tafel ligt een maagdelijk wit katoenen tafelkleed, versierd met een verfijnde zwart geborduurde bloemetjesrand. Aan een van de smalle zijden van het kleed mondt dit borduursel uit in een chaotisch geheel van stiksels. In een eerder werk als Alice schrijft aan Alice (1971) toont Anna hoe een kronkelende reep stof verandert in een raadselachtig schrift. Met een luchtig gevoel voor humor becommentarieert Anna in dit soort stukken de tegenstrijdigheden in menselijke gedragingen, het conflict tussen innerlijk en uiterlijk. Experimenteel gebruik van flanel, jute, katoen, zijde en drukkers in combinatie met plastic en schuimrubber is hierbij kenmerkend. Ook haar liefde voor de natuur, komt regelmatig terug in haar oeuvre, bijvoorbeeld in haar ontwerptekeningen voor bloemenvelden naar composities van Piet Mondriaan.

Midden 1978 wordt Anna ernstig ziek. In de laatste periode van haar leven staan gedaanteveranderingen centraal. Ze maakt silhouetten van vrouwelijke gestalten, gemodelleerd naar haar eigen lichaam. Een goed voorbeeld is De Sprong (1979) een werk waarin we een figuur zien polsstokhoogspringen: een duidelijke verwijzing naar de overgang tussen leven en dood. Een groot deel van haar oeuvre is in de laatste twee jaar van haar leven gerealiseerd en ook haar belangrijkste exposities vinden plaats in deze periode. Zo opende in 1979 haar solotentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam en werd ze in 1984 postuum geƫerd door Museum Boijmans Van Beuningen.